Is jouw moeder overleden en staat jouw vader op het punt om voor de tweede keer het huwelijksbootje in te stappen? En maak jij je zorgen over jouw aandeel in de nalatenschap van je moeder? De wetgever heeft hierop iets bedacht.
Dat je vader alle goederen en schulden van de nalatenschap van je moeder heeft verkregen is in principe het uitgangspunt van de wet (langstlevende regeling). Jij hebt op het moment van overlijden
van je moeder een vordering op je vader gekregen ter grootte van jouw erfdeel die je kan opeisen op het moment dat je vader komt te overlijden. Voor velen is dit een prima gedachte (je vader kan voortleven op dezelfde voet als dat hij gewend was). Maar wat gebeurt er met jouw vordering op het moment dat je vader hertrouwt en/of je stiefmoeder je vader vervolgens overleeft?
De wet heeft aan kinderen de zogenoemde wilsrechten toegekend. Er bestaan vier situaties waarin een wilsrecht kan worden uitgeoefend:
1. de langstlevende ouder (in dit geval je vader) doet aangifte van zijn voornemen opnieuw in het huwelijk te treden (artikel 4:19 BW);
2. de hertrouwde langstlevende (je vader) overlijdt en de vordering in de nalatenschap van de eerst gestorven ouder (je moeder) wordt opeisbaar (artikel 4:20 BW);
3. de ouder (je vader) overlijdt en je krijgt een niet-opeisbare vordering op je stiefouder (artikel 4:21 BW);
4. de stiefouder overlijdt en de vordering in de nalatenschap van de ouders (je vader) wordt opeisbaar (4:22 BW).
In de eerste situatie is je vordering nog niet opeisbaar en bestaat het gevaar dat de goederen van de nalatenschap vererven naar je stiefouder. Je krijgt als kind in dit geval het (wils)recht om aan je vader te verzoeken om goederen uit de nalatenschap van je moeder over te dragen (zodat het eigendom is veiliggesteld), terwijl je vader het vruchtgebruik (feitelijk gebruik) van de goederen behoudt (hij moet immers ongestoord kunnen voortleven). Het staat je vader in dit geval niet meer vrij om over de goederen (bijvoorbeeld ten gunste van je stiefmoeder) te beschikken.
In de tweede situatie wordt je vordering op je vader (in verband met jouw aandeel in de nalatenschap van je moeder) direct opeisbaar. Je zal bij je stiefmoeder je vordering moeten opeisen en betaling (in goederen) kunnen vorderen.
In de derde situatie gaat het om de situatie dat je vader komt te overlijden en je vader bijvoorbeeld de wettelijke verdeling (langstlevende regeling) van toepassing heeft verklaard, je stiefmoeder de nalatenschap van je vader erft en jij een vordering op je stiefouder verkrijgt vanwege de nalatenschap van je vader. Je krijgt dan wederom een niet-opeisbare vordering, die pas opeisbaar wordt bij het overlijden van je stiefmoeder. Op jouw verzoek zal je stiefmoeder goederen moeten overdragen met een waarde ter hoogte van jouw vordering. Je stiefmoeder behoudt echter wel het vruchtgebruik over de goederen en mag de goederen feitelijk gebruiken. In dit geval is het namelijk je stiefmoeder die ongestoord moet kunnen voortleven.
In de vierde situatie overlijdt je stiefmoeder en wordt jouw vordering in de nalatenschap van je vader opeisbaar. Je hebt als kind alsdan het recht om je vordering op te eisen bij de erfgenamen van je stiefmoeder en betaling (in goederen) te vragen. Je voorkomt hiermee bijvoorbeeld dat waardevolle familiestukken vereven naar de erfgenamen van je stiefmoeder (vaak diens kinderen).
Ook als het gaat om het opeisen van de legitieme portie bij je stiefmoeder zijn er verschillende scenario’s waarin dit wel of niet mogelijk is. Is de opeisbaarheid uitgesteld? Waren ze getrouwd of hadden ze een partnerschap? Is de wettelijke verdeling van toepassing? Het antwoord op deze vragen bepaalt onder andere of je jouw legitieme portie (direct) kunt opeisen.
Al met al is er voor diverse situaties een oplossing bedacht. Wil je meer weten over (een beroep doen op je) wilsrechten of de legitieme portie, neem dan gerust contact op met de advocaten van Advocatenkantoor Warmerdam.
Geef een reactie